Voor de kantoorgebouwen van de Achmea Campus is dat het zogenaamde ‘longtype’: gebouwen met een kamstructuur, die maximaal de natuur naar de werkplek toe halen, het groen als het ware omarmen. Deze gebouwen hebben een eenvoudige opzet, waardoor de bouwkosten relatief laag kunnen blijven, maar kennen binnen het totale complex wel een zekere mate van variatie. Naast de toepassing van verschillende tinten baksteen levert dit het beeld op van een diversiteit aan gebouwen.
De raampartijen van de zijn aan de ‘straatzijde’ iets dichter dan aan de landschapszijde, maar rondom zijn nadrukkelijk horizontale vensters toegepast, waarmee maximaal uitzicht op het groen geboden wordt. Voor baksteen is, gekozen vanwege zijn natuurlijke uitstraling maar ook als referentie naar de ‘kleigronden’ even verderop.
De baksteen gebouwen vormen met hun geringe afwijkingen van het standaard plattegrondtype en de diverse soorten baksteen nadrukkelijk één familie, waarbinnen het poortgebouw, samen met het centrumgebouw een duidelijk herkenbare uitzondering vormen.
Het terrein van de Achmea Campus ligt precies op de overgang tussen de hogere zandgronden van de Veluwe en de lager gelegen, meer kleihoudende akkerbouwgronden. De Veluwe dringt met zijn uitlopers het terrein binnen. In het landschapsontwerp voor de Campus is het Veluwse landschap uitvergroot.
De relatief lage gebouwen zijn subtiel op het terrein geplaatst, waardoor zij de buitenruimte omarmen: Tussen de gebouwen ‘vloeit’ een doorlopende groene ruimte met een variatie in sferen en wisselende doorkijken. Er is een ordening van hoofd- en subruimtes die in elkaar overvloeien. De belangrijkste doorgaande ruimte loopt van de representatieve groene zone aan de Laan van Malkenschoten, naar de entreeruimte bij het vergadercentrum, vervolgens glooiend omhoog naar het houten deck met de terrassen van het restaurant vanwaar het overgaat naar het bos.
De gebouwen zijn heel bewust laag ontworpen, zodat alle werknemers zo dicht mogelijk bij het landschap werken.