De architectuur van het logistiek gebouw is net als de paviljoens sterk verbonden met de locatie. Het logistieke gebouw lijkt uit het Veluwse zand omhoog gedrukt en vervolgens aan de bosrand afgesneden. Het bos zelf is daarbij ook opgesneden, vrijgemaakt van de randbegroeiing en daardoor opengesteld, zodat het interieur van het gebouw met het interieur van het bos verweven raakt. Het bos is op deze snede onderdeel van de architectuur geworden. De ‘sleuf’ tussen gebouwrand en bosrand is utilitair bepaald door een forse leidingenzone vanuit het energiegebouw (dat onderdeel is van het logistiek gebouw) naar de rest van de Campus, maar deze ‘sleuf’ geeft tegelijkertijd ruimte aan het zonlicht dat over de perfect op het noorden gerichte vliesgevel heen, tot diep in het bos kan schijnen. De reflectie van de zon op de bomen geeft het noorderlicht een bijzondere, warme uitstraling aan de diepe ruimten.
De buitengevel van het logistiek gebouw is gemaakt van eenvoudige golfplaat, maar door de schuine plaatsing, de ‘Veluwse’ doffe kleur (reebruin) en de insnijdingen, voelt de gevel als de huid van een groot organisme. Het binnenste van het gebouw is een ‘ruggengraat’ met alle dienende functies. In het interieur van deze ‘Servant Space’ komt de bruine kleur terug, terwijl de buitenkant van de ‘ruggengraat’ als een bindende constante door het hele gebouw in een opvallend, warm geel geschilderd is.
Zie ook het totaalproject: Achmea Campus Apeldoorn.